Cinéma Cinéma : Contemporary Art and the Cinematic Experience
Cinéma Cinéma gaat in op de verschillende wijzen waarop cinema een rol speelt in het werk van een aantal jongere, hedendaagse kunstenaars. Dat deze invloed zich niet beperkt tot kunstenaars die zich in de directe nabijheid van Hollywood ophouden, bewijst de deelname van kunstenaars uit landen als Finland, Frankrijk, Schotland, Denemarken, Engeland, Canada en de Verenigde Staten. De belangstelling voor cinema in de beeldende kunst is op zich geen nieuw verschijnsel. Met name in de jaren '60, in het kielzog van de belangstelling voor populaire cultuur, kon cinema zich bijvoorbeeld in de interesse verheugen van kunstenaars als Ed Ruscha, John Baldessari en Andy Warhol. De tweede helft van de jaren '90 laat een hernieuwde belangstelling zien van beeldend kunstenaars voor alles wat met het bewegende beeld te maken heeft. Video, film en televisie vormen hierbij de belangrijkste referentiekaders. Eén van de redenen hiervoor zou gezocht kunnen worden in het feit dat veel kunstenaars in de Cinéma Cinéma tentoonstelling als het ware zijn grootgebracht in de directe omgeving van videorecorder en videotheek. Hierdoor stonden niet alleen honderden films direct tot hun beschikking, maar bestond ook de mogelijkheid om delen van die films met behulp van rewind, fast forward of stop-motion opnieuw te bekijken. Cinéma Cinéma wil de relatie laten zien die een aantal jongere kunstenaars met cinema heeft. De tentoonstelling houdt zich niet bezig met het medium film in algemene zin, maar wil zich specifiek richten op de wijze waarop verschillende kunstenaars de cinematografische ervaring gebruiken om hun eigen ideëen te formuleren. Grofweg zijn hierin twee verschillende benaderingswijzen te onderscheiden. Enerzijds zijn er kunstenaars die veelal bestaand filmmateriaal gebruiken. Zij onderzoeken de structuur van een film, analyseren en ontleden de filmtaal en houden vervolgens afzonderlijke onderdelen tegen het licht om er hun eigen verhaal mee te vertellen (Pierre Huyghe, Fiona Banner, Douglas Gordon en Pierre Bismuth). Anderzijds zijn er kunstenaars die zelf gebruik maken van cinematografische technieken, zoals casting, belichting, mise-en-scène, cameravoering, montage en narratieve structuren. Zij wenden deze technieken echter niet aan om een reguliere film te maken, maar passen deze toe in andere media zoals fotografie en installaties. Hierin wordt geëxperimenteerd met combinaties van meerdere projectieschermen, ruimtelijke objecten, geluid, diaprojecties, rekwisieten en set-achtige voorstellingen. (Eija-Liisa Ahtila, Julie Becker en Sharon Lockhart). In de Cinéma Cinéma tentoonstelling zien we verschillende manieren waarop jongere kunstenaars refereren aan beroemde films, gebruik maken van bepaalde filmtechnieken en reflecteren op een reeds ontwikkelde taal. De vanzelfsprekendheid van deze generatie om cinematografisch materiaal toe te passen, te analyseren en kritisch te beschouwen komt overeen met de manier waarop kunstenaars al generaties lang reageren op de generaties voor hen en de ontwikkelingen in de beeldende kunst. Het lijkt erop dat aan het einde van de twintigste eeuw de relatie tussen beeldend kunstenaars en cinema in veel opzichten volwassen is geworden