Modern Masters
De kern van de tentoonstelling was opgebouwd rond de verzameling moderne kunst van P.A. Regnault met 102 werken. De tentoonstelling werd aangevuld met bruiklenen van andere musea waaronder het Stedelijk Museum Amsterdam en particulieren als J. Heyligers en D. Hannema. Moderne Meesters (met in totaal 146 werken) was de eerste tentoonstelling in het Van Abbemuseum die gericht was op werken uit de moderne schilderkunst vanaf 1910. A.M. Hammacher benadrukte in de catalogus het hernieuwde belang van de vooroorlogse avant-garde. In de veelheid van ismen viel nu een eenheid te bespeuren. "Er zijn stellig werken onder, die een rijpheid blijken te bezitten, een geestelijke voldragenheid, die boven de tijd reeds uitgaat. En even stellig zal men de experimenten vinden, die het niet tot een verwezenlijking brachten. Nooit veroordele men echter een richting, een beweging, zonder kennis van haar hoogste mogelijkheden. Het oude biedt meer zekerheid, maar de zekerheid van het nieuwe uitzicht richt de jongste driften." (A.M. Hammacher, Woord vooraf, in: tent.cat. Moderne Meesters, 1947, p. 4). De tentoonstelling berustte op vier pijlers: Cézanne, Van Gogh, Gauguin en Redon. Vanuit hun werk waren lijnen te trekken die uitmondden in het Kubisme, het Expressionisme en Fauvisme, het Surrealisme en het Symbolisme; stromingen die ieder op hun eigen wijze de verhouding tussen kunst en de zichtbare werkelijkheid hadden gewijzigd. De tentoonstelling betekende de eerste presentatie in het zuiden van Nederland van werken van deze kunstenaars